Hoe begin je aan een bespreking van The Next Day zonder te verglijden in al te makkelijke euforische superlatieven zoals het een fan pur sang betaamt? Hoe bewaar je dat delicate evenwicht, die fijne dunne lijn tussen het nemen van wat kritische afstand en de onmetelijke vreugde over de comeback van een idool; iemand die de soundtrack schreef van je eigen jeugd, die op de achtergrond altijd een soort van ongrijpbare muzikale compagnon-de-route was? Na 6 luistersessies staat een ding staat vast: hij is het nog steeds.
Feit: goede muziek heeft net als goede wijn, geen franje nodig. Vergaap je niet teveel aan de video ‘The Stars (are out tonight); uitmuntende video (an instant viral hit), daar niet van, gedrenkt in een vintage bowie-semiotiek, maar muzikaal heeft het in vgl. met andere nummers, eigenlijk niet veel om het lijf. Een beetje een negatief van ‘Where Are We Now’-video, die je bij je strot grijpt. Misschien net daarom bewust in die volgorde uitgebracht: sobere video, zware thematiek versus supergelikte video en – in Bowietermen – lichte thematiek.
Hoe terecht de analyse van een celebrity-icon over de keerzijde van het celebrity ook is en zowel celebrities en Jan Modaal geobsedeerd zijn door de antipoden Normal/Private Life versus The Highly Public Life; het is een mooie stijloefening, maar toch: met een lichte korrel zout te nemen van iemand die in zijn twintiger jaren zei: ‘I’m going to be huge’. En het vervolgens ook werd. Ziezo, de eerste kritische noot is geplaatst. Desondanks: de scene met het electrische vleesmes waarmee Tilda Swinton Onze Held te lijf gaat, is ronduit briljant en hilarisch.
Andere minder nummer: Valentine’s Day: Bowie light (daarmee bedoel ik: genre ‘Reality’, niet mijn favoriete plaat), maar gitzwarte thematiek (schietpartijen op scholen: als vader lig je daar allicht wakker van). Niet slecht dus op een CD van 14 nummers (zonder de bonus nummers, die – wat had u gedacht – mijn oogappel al besteld heeft de dag dat Onze Held besloot zijn opwachting weer te maken). Vermoedelijk was mijn soulmate te zeer onder de indruk van mijn ongelooflijk infantiel opgewonden op-en-neer-giddy-ish girly gespring ‘He’s back, he’s back’.
Over naar de andere nummers:
Opener: The Next Day:
Onze man beukt de deur in met een helleveeg van een nummer, een kleine brandbom van in vitriool gedrenkte lyrics en gezongen met zo’n messcherp nauwelijks ingehouden woede dat je onmiddelijk wordt gecatapuleerd naar het agressief-militante Tin-Machine tijdperk. Een 66-jarige rattenvanger die in zijn zog een heel leger van ratjes op sleeptouw neemt en uit alle kelen hetzelfde bezwerende refrein laat opzwellen: “Here I am, not quite dying, my body left to rot in a hollow tree, its branches throwing shadows on the gallows of me”. Geïnspireerd door zijn lectuur over Engelse Middeleeuwse despoten, maar zo pijnlijk hedendaags (Hussein, Kadafi, om maar iets te noemen).
Een echte fan heeft natuurlijk al lang het de ‘It’s no Game/Up the Hill Backwards’ (maar dan forwards) mash-up riff erkend.
Gezongen in een onvervalst Londons cockney, klinkt het later nijdig: First they give you everything that you want, then they take back everything that you have.” Mocht dit nummer ooit live gespeeld worden; ik kan u verzekeren: heel de keet zal massaal uit haar dak gaan. Revolution will be in the making. Bring on the Dirty Boys.
Dirty Boys:
Een lekker vet nummer; een wonky walsje geprangd tussen een vette sax, een nijdig gitaartje en een droge drum. Cabaret meets Rock. Clockwork Orange revisited als je naar de lyrics luistert. Een kijk van een London Boy in hart en nieren op de London riots in 2011?
Love is Lost:
Onze man blikt terug op zijn alter ego van 22 jaar; vlak na de euthanasie van Ziggy. Verraderlijk eenvoudig muzikaal arrangement, met koppig orgeltje en ronduit uitmuntend drumwerk (de vervormingen!). De lyrics zijn pijnlijk chirurgisch; zelden zoveel nietsontziende verwoestende zelfkritiek gehoord. Opnieuw een grijp-naar-je-strot-moment. Life On Mars crossed with Hello Spaceboy in een Low vestje. Mijn favoriete nummer.
If You Can See Me:
Diamond Dogs versus Outside: stuiterende ritmes die over elkaar struikelen, aangevoerd door die zuivere sirenestem van Gail Ann Dorsey. Dijk van een nummer; muzikale schizofrenie ten top. Een soort van Hello Spaceboy meets Major Tom, anno 2013. Ook wel: Bowie’s take on opera.
I’d Rather Be High:
Anti-oorlogssong op z’n Bowies! Zou elke dag moeten gespeeld worden op school in plaats van – ik zeg maar wat – het nationale volkslied. En zoals gewoonlijk weer heerlijk contrasterend: een opgewekt soldatenmarsdrummetje, bijbehorende gitaarfrasering, maar met lyrics dark as hell. En met een zeer dikke knipoog naar ‘In the heat of the morning’ (uit de tijd dat Bowie nog heel, heel erg piep was).
Boss Of Me:
Heerlijke ode aan een geliefde, muzikaal mooi uitgewerkt: een dialoog tussen Bowie’s stem en een tegendraadse saxofoon, die de pointe van het nummer bewijst door letterlijk het laatste woord te krijgen. Ik vermoed dat de saxofoon het muzikale equivalent van de geliefde is. (vrouwlief is nl. toondoof, naar eigen zeggen). Vocaal laat Bowie zijn registers de vrije loop. Zijn madam zal zeker glimmen van trots: zo maar even openlijk verkondigen wie thuis de broek draagt.
Dancing Out In Space:
Lust for Life revisited with a weird funny twist. Zeer aanstekelijk; kleeft als een spreekwoordelijk verduurde kauwgom aan je broek. Met veel vette knipogen naar eerder werk. Leuke loopjes, nog leukere koortjes. En af en toe een vocale hoek eraf. Zeer speels. Een blijver.
You Will (set on the world on fire):
Ongetwijfeld een radiohit, maar ik wordt er niet echt warm van. Zie ook eerder werk in ‘Reality’.
How does the Grass Grow:
Maakt deel uit van de anti-oorlogs triptiek (zie ook ‘Dirty Boys’, ‘The Next Day’, I’d Rather Be High), maar naar mijn smaak het zwakste nummer in die thematiek.
You feel So Lonely You Could Die:
Terugkeer naar de vintage Bowie pathos en gelukkig ook naar de Bowie bariton. Een gospel/torch-song with a capital-T. Thematisch het veel sterkere broertje van ‘The Stars’ (Are Out Tonight). Zou kunnen gelezen worden als een brief over de dood heen naar John Lennon. Met een prachtige ‘Five-Years-outro.
Heat:
Met zoveel gravitas op deze CD kan er enkel maar afgesloten worden met een terugkeer naar zijn grote idool: Scott Walker. Lyrisch het meest autobiografisch snijdende nummer; donker en diep gezongen; sober gearrangeerd, confuus, het parlando van Bowie loopt verloren in een labyrinth van zijn eigen werk; wie goed luistert hoort letterlijk flarden van intro’s van eerder werk. Geen opwekkend nummer, die de fans wat vertwijfeld achterlaat. Misschien net daarom ook het laatste nummer; een muzikaal transcript van de innerlijke strijd en turbulentie die onze Favoriete Alien plots zeer sterfelijk maakte.
“Just remember, duckies – everybody gets got”, bromt The Elderly Statesman zijn fans toe.
Conceptueel gezien is deze CD een ‘coming full circle of sorts’. Sommigen vermijden angstvallig the dreaded T-word, as in Testament. Wie heel eerlijk is, kan zich de vraag stellen: valt hier nog niets aan toe te voegen? Wie heel zijn oeuvre in een ruk chronologisch beluistert en afsluit met zijn allernieuwste, zal u nauwelijks hoorbaar het antwoord geven: eigenlijk niet. Het feit dat elk nummer wel iets pikt van of muzikaal refereert naar zijn werk versterkt dat lichtjes knagende gevoel. Wie van kwade wil is zou zeggen: leuk, Bowie past nu zijn lyrics cut-up technique toe op zijn eigen werk.
Anderzijds: voor iemand die altijd koppig geweigerd heeft naar zijn eigen verleden te kijken, lijkt het me niet onlogisch dat een hiaat van 10 jaar de nodige tijd laat om er even bij stil te staan en er op meesterlijk sluwe wijze mee te spelen. Bovendien is de man altijd ongelooflijk eigenwijs geweest: in z’n eigen woorden: ‘I seem to be having a talent for irritating people.’ (gevolgd door een vals verlegen vette grijns). Wie weet, heeft ie na 10 jaar inactiviteit, bezinning en rust, niet dadelijk behoefte om weer eens vernieuwend uit de hoek te komen (parels voor de zwijnen; ‘you’re damned if you do, damned if you don’t). Geen enkele artiest is voor beide ‘delicten’ zo verguisd geweest. En mag ie, na zovele wapenfeiten, niet gewoon muziek maken voor zijn eigen plezier? Feit is dat het, buiten het gemis van Pianoman Mike Garson, bruist en rockt als de beesten. And it kicks like a mule. En ook: the man will not go quietly into the night.
Andere opvallend feit: ondanks alle doomsday songs die uit zijn pen vloeiden, had de man de horror van de realiteit zelf niet zo donker kunnen bedenken. Het cynisme wordt dan ook infuusgewijs zorgvuldig toegediend. En toch: ik prijs me gelukkig niet de enige te zijn, die na een zoveelste luistersessie, energieker en lichter door het dagelijkse leven te flaneren; er zitten minder mentale kiezelstenen in mijn schoenen. Ik heb er nog eentje, en dat zit knusjes tussen mijn hoofd en hart: netjes op zijn plaats.
Commercieel (oei, vies woord!) gezien, zou het me niet verbazen moest ook dat dollen met eigen materiaal intentional zijn. Bowie is altijd een Master of Suspense geweest; een sluwe vos verleert zijn streken niet. Attack and retreat always was and probably always will be his Mojo. Het feit dat Tony Visconti, producer, his partner in crime and newly appointed Bowie’s voice on earth, meldt dat er nog materiaal klaarligt voor minstens 3 albums laat desalniettemin ruimte voor not so wishfull thinking.
[Insert cheeky little girly grin here].